De hoofdregel voor het indienen van de aanvraag voor een vergunning op grond van de Omgevingswet is dat dit bij de provincie gebeurt waarbinnen de activiteit geheel of grotendeels plaatsvindt.
Wettelijk verplicht
De provincie neemt alle Natura 2000-gebieden waar de activiteit een depositie-effect op heeft mee in de besluitvorming. Als er ook depositie buiten die provincie is, dan worden die gebieden ook meegenomen. Dit gebeurt wel in overeenstemming met de betrokken provincies.
Met een Passende Beoordeling wordt zeker gesteld dat een project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000 gebied niet zal aantasten. In de Passende Beoordeling mag rekening worden gehouden met de effecten van mitigerende maatregelen. Dit zijn maatregelen zoals het inzetten van externe saldering of verleasen. Daarbij is wel vereist dat de positieve effecten van deze maatregelen vast staan.
Als een activiteit die stikstof uitstoot wijzigt of nieuw is binnen een project, kan soms de toename van de depositie (stikstofneerslag) ongedaan worden binnen het project door aanpassingen op dezelfde locatie. Als de nieuwe situatie niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en (bijna) overbelaste habitattypen in een Natura 2000-gebied, spreken we van intern salderen.
We spreken van extern salderen als de stikstofdepositie van een nieuw project of uitbreiding van een bestaand project wordt gecompenseerd met het ongedaan maken van de stikstofdepositie van een activiteit op een andere locatie. Het overnemen van stikstofruimte van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk stopt is een voorbeeld van extern salderen.
Verleasen is het tijdelijk overnemen van stikstofruimte van een ander bedrijf. Voor een uitbreiding kan depositieruimte worden geleased van een ander bedrijf, dat tijdens de leaseperiode geen gebruik mag maken van die ruimte. Verleasen is een bijzondere vorm van extern salderen.
Voor het berekenen van stikstofneerslag, dat nodig is voor het aanvragen van een natuurvergunning, geldt een vaste rekengrens van 25 kilometer. Deze grens geldt voor alle typen emissiebronnen. Deze rekengrens geeft aan tot hoe ver rondom een project de stikstofneerslag aan dat project wordt toegeschreven. Deze grens maakt deel uit van het rekenmodel van AERIUS Calculator.
Elk rekenmodel heeft een grens waarbuiten het niet meer nauwkeurig genoeg is voor betrouwbare resultaten. Onderzoeken van onder meer het RIVM en TNO tonen aan dat de maximale afstand waarbinnen voor een individueel project nog die wetenschappelijke betrouwbare stikstofberekeningen kunnen worden gedaan, 25 kilometer is.
Voorbij de 25 km is het resultaat niet betrouwbaar genoeg om toe te kennen aan een individuele berekening of bron. De maximale rekenafstand van 25 km wordt toegepast binnen AERIUS Calculator en Connect wanneer een berekening wordt uitgevoerd voor toestemmingsverlening in het kader van de Omgevingswet. Het gaat dan om individuele projectberekeningen. Bij het berekenen van de totale deposities, ten behoeve van de monitoring van stikstof in Nederland, past het RIVM geen maximale rekenafstand toe.
Veelgestelde vragen en antwoorden over vergunningverlening
Het bepalen van Natura 2000-gebieden waarop een project van invloed is, kan via een stikstofberekening met behulp van AERIUS Calculator.
In AERIUS Calculator voert u de bronnen in die stikstofuitstoot veroorzaken door uw activiteit/project. AERIUS berekent op basis hiervan of er stikstofdepositie wordt veroorzaakt op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden. Alle Natura 2000-gebieden waarop stikstofdepositie op wordt berekend zijn relevant.
Voor het correct uitvoeren van een AERIUS berekening gaat het erom dat de bronnen juist zijn ingevoerd. Voor sommige type activiteiten en sectoren vergt een juiste invoer meer kennis en uitzoekwerk dan de andere.
Voor het doen van een stikstofberekening in het kader van een toets voor vergunningverlening met betrekking tot stikstof en de Omgevingswet is het gebruik van AERIUS wettelijk verplicht. De versie die gebruikt dient te worden is de (meest actuele) versie die via deze site online beschikbaar is. In de artikelen 4.15 en 6.15 van de Omgevingsregeling is de wettelijke verplichting voor het gebruik van AERIUS vastgelegd.
Is de actualisatiedatum bekend?
AERIUS wordt elk jaar geactualiseerd om ervoor te zorgen dat bij vergunningverlening en monitoring wordt uitgegaan van actuele gegevens over emissies, deposities en modellen. Hier leest u meer over de actualisatie
Versie
De versie die gebruikt dient te worden is de (meest actuele) versie die via AERIUS.nl online beschikbaar is. In Bijlage II bij artikel 1.4 van de Omgevingsregeling is de wettelijke verplichting voor het gebruik van AERIUS vastgelegd.
Rekenjaren
De keuze voor het jaartal voor het berekenen van de beoogde situatie, is relevant voor de omvang van de berekende depositiebijdrage. Dit geldt alleen als er sprake is van bronnen met de sector wegverkeer en scheepvaart (dit sluit aan bij de verwachte ontwikkeling van deze sectoren) en niet voor de overige sectoren (waarvan verondersteld is dat de emissiefactoren constant zijn).
De standaard emissiefactoren van wegverkeer, binnenvaart en zeescheepvaart zijn beschikbaar tot en met 2040. Voor wegverkeer op basis van EURO klassen worden, bij het rekenen met een rekenjaar na 2030, de emissiefactoren gebruikt van het rekenjaar 2030. In wegverkeer berekeningen met SRM2 wordt ook de achtergrondchemie aangepast aan het rekenjaar, dus ook bij gelijkblijvende emissiefactoren kan de uitkomst variëren.
12 maanden
Uitgangspunt is dat de depositiebijdrage van een project inzichtelijk wordt gemaakt in mol per hectare per jaar en dat daarvoor de aaneengesloten 12 maanden worden gemodelleerd waarvoor de depositie het hoogst is. Bij gelijkblijvende deposities en verkeersbewegingen tijdens de gebruiksfase is dit het jaar dat de vergunning wordt verleend, aangezien de verwachting is dat door de technologische ontwikkelingen en milieuregelgeving de emissies van wegverkeer en scheepvaart met de jaren afnemen. In sommige situaties kan in een later jaar sprake zijn van hogere deposities, bijvoorbeeld door een verwachte groei in het aantal bezoekers, aantal verkeersbewegingen of aantal vaarbewegingen. In dat geval dient wederom de aaneensluitende 12 maanden met de hoogste depositie te worden beschouwd.
Voorbereiding
Voordat gestart kan worden met het verzamelen van de benodigde gegevens voor de berekeningen is de gebiedsafbakening van de mee te nemen bronnen noodzakelijk. De afbakening start met het beschouwen van de emissiebronnen binnen het zogenoemde ‘projectgebied’. Het projectgebied is bijvoorbeeld het eigen terrein van de inrichting, een gebied waar oppervlaktedelfstoffen worden gewonnen of de locatie van een nieuwe haven. Emissiebronnen binnen het projectgebied zijn bijvoorbeeld stallen, industriële installaties of de mobiele werktuigen en voertuigen op het terrein van een inrichting.
Projecten kunnen ook leiden tot extra verkeer en vervoer (onder andere wegverkeer en scheepvaart) van en naar het projectgebied. Hierbij kan worden gedacht aan de aan- en afvoer van grondstoffen en producten, het personenautoverkeer van en naar een inrichting of binnenvaartschepen over de vaarwegen naar een nieuwe haven. Dit wordt ook wel aangeduid als de ‘verkeersaantrekkende werking’ van een project. Bij projecten met een dergelijke verkeersaantrekkende werking, dienen ook deze stikstofemissiebronnen te worden meegenomen.
Bewaren van een berekening
Voor het behouden van de ingevoerde bronnen is het van belang om de geëxporteerde pdf of gml op uw eigen computer te bewaren. Alleen de link bewaren is niet voldoende. In de downloadlink van de pdf of gml in de e-mail van AERIUS staat: “Deze berekening is klaar en u kunt het bestand tot uiterlijk 3 dagen na het starten van de berekening ophalen.”
Als gevolg van de maximale rekenafstand van 25 km kan bij een verschilberekening tussen twee of meer situaties een randeffect optreden. Randeffecten zijn rekenresultaten bij verschilberekeningen die geen realistisch beeld geven van het te verwachten effect, omdat niet alle bronnen of situaties zijn meegenomen. Het kan voorkomen dat er op hexagonen wel een rekenresultaat is, maar dat niet voor alle ingevoerde emissiebronnen een resultaat is berekend, omdat sommige bronnen op een te grote afstand liggen.
De provincies hebben hiervoor in overleg met het Rijk een handreiking opgesteld, die is te vinden op de pagina over AERIUS Calculator. Deze handreiking geeft vergunningverleners, toezichthouders en initiatiefnemers een handelingsperspectief over hoe bij intern salderen om te gaan met projecten waarin depositietoenames zijn berekend als gevolg van verplaatsing van de puntbronnen (randeffecten).
Voor extern salderen wordt nog gewerkt aan een aanvulling op deze handreiking.
Door de maximale rekenafstand kunnen minder referentiedata van toepassing zijn. De maximale rekenafstand van 25 km kan betekenen dat uw initiatief op minder Natura 2000 gebieden effect heeft. Wanneer hierdoor gebieden met een vroegere aanwijsdatum (bijvoorbeeld 1994) wegvallen kan het zijn dat u voor uw referentiesituatie rekening dient te houden met een recentere aanwijsdatum (bijvoorbeeld 2004).